Michaël de Kok

Podiumzaal

10 nov 2018 - 20 jan 2019

Michaël de Kok (1958, Hilvarenbeek) heeft vooral naam gemaakt met schematisch opgebouwde en breed uitgewerkte figuratieve landschappen – weids, stil, schaduwloos. Hier en daar werden ze doorkruist door een snelweg of een brug. Langzamerhand won de desolaatheid veld. Hier en daar strooide de schilder geheimzinnige, hoekige, verlaten bouwsels in zijn landschappen – als obstakels waaraan onze blik bleef haken en als symbolen voor de menselijke, slordige omgang met dat landschap.
Maar vergis u niet: hoewel Michaël de Kok zijn schilderijen baseerde op werkelijke landschappen, ging het hem niet om een topografisch of klimatologisch exacte weergave. Hij schilderde uit het hoofd. Zijn landschappen zijn altijd herinneringen en dromen geweest: verkenningen in verf, een ode aan de vrijheid van de geest en van het schilderen. 
Werken zoals Red Dusk, Beach en Highland 2 (alle uit 2014) zijn achteraf beschouwd de opmaat geweest tot zijn jongste werk. Red Dusk toont nog maar een zweem van een landschap: een compositie in roestbruin, grijs en gelig groen. Het doek ademt een mystieke rust en oneindigheid. Een kronkelende penseeltrek is voldoende om een heuvel of kuil te suggereren.
In zijn jongste schilderijen lijkt Michaël de Kok de figuratie helemaal losgelaten te hebben. Zijn landschappen zijn dynamische kleurvelden geworden. Het is alsof hij zijn landschap een kwartslag gedraaid heeft, waardoor de horizon verticaal is komen te 'staan'. Meestal werkt hij met twee kleurvlakken die elkaar ontmoeten aan een grens - een 'verticale horizon' - die steevast onder spanning staat.
In een van zijn werken is die verticale grens geschilderd op een vermoedelijk gele grondlaag, waarop het vuilroze en fletsblauwe kleurvlak elkaar ontmoeten en zo een rafelige, anderskleurige rand doen ontstaan: noem het - met een figuratieve blik - 'een oplichtende einder'. Ook in de andere schilderijen is de grens tussen de kleurvlakken een nadrukkelijke, driftig geborstelde streep. Subtiele, uitwaaierende verfsporen lijken daarbij de zwaartekracht te trotseren.
Geen van die kleurvlakken is echt monochroom geschilderd. De verf mag dan glad uitgestreken zijn met nauwelijks zichtbare borsteltrekken, in de kleur wolken allerlei tinten op die restanten lijken te suggereren van heuvels en dalen. Voor nog meer dynamiek zorgt Michaël de Kok door aan de rand van sommige schilderijen schuine, anders geschakeerde kleurpartijen aan te brengen. Eén enkele keer scheidt de schilder zijn twee kleurvlakken radicaal, door op twee aparte doeken te werken die hij met een tussenruimte van hooguit twee centimeter pal naast elkaar hangt.
Hoewel het oeuvre van Barnett Newman ons voor de geest komt, legt Michaël de Kok duidelijk een persoonlijke zoektocht af. Het lijkt erop dat de schilder meer vrijheid wil veroveren en het figuratieve beeld zoveel mogelijk heeft losgelaten om zich helemaal uit te leven in de verf, die hij meesterlijk en in al haar subtiele schakeringen laat oplichten.

Deze tekst is een bewerkte versie van een artikel van Eric Rinckhout dat eerder verscheen in (H)art Magazine (23 februari 2017).